Vladimir Shcherbachev
[1889-1952]

Vladimir Shcherbachev

Vladimir Vladimirovich Shcherbachev, (24 januari 1889, Warschau - 5 maart 1952, Leningrad), Russisch componist en pedagoog.
Hij studeerde bij Maximilian Steinberg, Anatoly Lyadov en Jasep Vitols (Joseph Witol) aan het St.Petersburg Conservatorium (directeur: A.Glazunov), waar hij in 1914 afstudeerde.
Nog tijdens zijn studietijd, speelde hij - op aanbeveling van Glazunov - piano bij Sergey Diaghilevs beroemde Ballet Russes (1911) waarmee hij op tournee ging naar Parijs, Monte Carlo, Venetiƫ, Rome en Londen. Bij die gelegenheid maakte hij kennis met balletten van Igor Stravinsky en Nicolas Tcherepnin, en de muziek van Debussy, Ravel en Dukas.
Voordat hij onder de wapenen moest (1914), maakte hij een tweede reis naar West-Europa (Berlijn, Wenen en verschillende steden in Italiƫ).
Tijdens de oorlogsjaren raakte hij bevriend met de dichter/futurist Vladimir Mayakovsky (1893-1930) met wie hij een grote liefde voor de Russische, lyrische dichter Alexander Blok (1880-1921) deelde. Shcherbachevs Tweede Symphony (1922/26) heeft als ondertitel de Blok Symphony.
Tussen 1918 - 23 was Shcherbachev directeur van het 'Petrograd Popular Traveling Theater', waarvoor hij o.a. zijn Nonet op.10 schreef (zie: Nonet).
Tevens werkte hij als spreker/docent en gaf hij leiding aan de muzikale afdeling van 'Narkompros' (het 'Volkscommissariaat voor Educatie'). Later werd hij aangesteld als docent aan de conservatoria van Leningrad (1923-1931 en 1944-1948) en Tiblisi.
Een belangrijk deel van Shcherbachevs composities betrof muziek voor films; liefhebbers van de Russische film kennen ongetwijfeld de films Groza (1934), Baltiytsy (1937) en het twee-delige epos Petr I (1939). Hij experimenteerde ook met het genre 'oratorium' met het stuk Lenin (1929), dat tot stand kwam met de hulp van zijn leerlingen B.Arapov, V.Voloshin, A.Zhivotov, M.Chulaki en M.Yudin.
Kenners van 'lichte' muziek kennen Shchebachev ook als componist van het in 1942 geschreven Tabachnyi Kapitan (N.Aduev), een operette die tientallen jaren ononderbroken in Russische theaters te zien was. Helaas bleef zijn opera Anna Kolesova (1933-41), over het tragische leven van de grote Russische actrice, onvoltooid.
Als veelzijdig kunstenaar, heeft Shcherbachev ook veel betekent voor een hele componistengeneratie. Tot zijn leerlingen aan het Leningrad Conservatorium behoorden G.Popov, A.Zhivotov, V.Pushkov, G.Kiladze, M.Yudin, E.Mavrinsky, A.Stepanyan, V.Zhelobinskiy en vele anderen.
In 1930 viel Shcherbachev in ongenade bij de bewindhebbers en de leden van de RAPM, de 'Russische Associatie van Proletarische Musici'. Hij werd gedwongen om drie jaar aan het Conservatorium van Tiflis te gaan werken, maar in 1933 kon hij terugkeren naar Leningrad, waar hij een actieve rol speelde in de 'Leningradse Componistenbond' (waarvan hij reeds in 1927 tot voorzitter was gekozen).
Het was duidelijk, onder de gegeven politieke omstandigheden, dat het onmogelijk was om te blijven componeren in de avant-garde stijl van de jaren twintig.
Shcherbachev probeerde in het vervolg muziek te schrijven met een 'Russisch' geluid, die voldeed aan de door de bewindhebbers vastgestelde restricties, zoals in zijn Vierde Symphony 'Izhorskaya' (1932-35), waarin hij uitdrukking gaf aan de opkomende Izorski-industrie ten tijde van de revolutie van 1905.
Zijn 'goede' bedoelingen ten spijt, bleef Shcherbachev doelwit van kritiek en werd hem op het Partijcongres van 1948 verweten een hele componistengeneratie te hebben verpest. Bovendien werd hij ontslagen als conservatoriumdocent.


WH

bibl.:
Larry Sitsky : Music of the Repressed Russian Avant-Garde, 1900-1929
                     Greenwood Press, 1994